Wonen en werken in De Ark, Sfeerimpressie door Christien Jansen

Aan de rand van Bloemendaal, achter een vriendelijk grasveldje ligt een bescheiden gebouw. Op het hek prijkt een naambordje: ‘De Ark’. Het gebouw staat op een groot landgoed en is eigendom van de Congregatie van de Zusters van de Goede Herder die het in bruikleen gaf aan De Ark. Zo konden de initiatiefnemers in navolging van L’Arche International – een wereldwijde beweging van woon- en werkgemeenschappen voor mensen met én zonder verstandelijke beperking – in Bloemendaal een leefgemeenschap beginnen. Een leefgemeenschap waar wordt uitgegaan van de unieke waarde van ieder mens, met als uitgangspunt dat verschillen verrijken.

Emmer sop

Op een maandagmiddag bel ik aan bij De Ark waar de deur wordt geopend door Ilse die een emmer sop in haar hand heeft. Ilse is een van de vijf huisgenoten met een zorgvraag en op maandag maakt zij als dagbesteding het huis schoon. Ilse is een van de meer zelfstandige huisgenoten met een zorgvraag; elk met een ander ontwikkelingsniveau.

Ze heet me vriendelijk welkom en roept Zeger Woudenberg, op wiens uitnodiging ik hier ben. Zeger gaat me voor door een gezellige, ruime woonkeuken met opvallend veel planten, een eettafel, een zithoek, boekenkasten en een tv. Hij opent de deur naar de woonkamer met opnieuw planten, een grote tafel, relaxte stoelen en banken. Maar hier geen tv, om ook een stille ruimte te hebben. De rust in de kamer wordt versterkt door het frisse groen van de bomen en struiken achter de vele ramen.

Een wonder

Jan Rotger Tooren, de partner van Zeger, schuift ook aan voor het gesprek. Jan Rotger werkte pakweg dertig jaar in de reguliere gehandicaptenzorg en wist al jaren dat hij mensen met een verstandelijke beperking niet alleen in zijn werk wilde meemaken, maar ook daarbuiten. Vanaf 2014 waren beide mannen betrokken bij de oprichting van de Stichting Arkgemeenschap regio Haarlem. Zeger maakte de switch van de landschapsarchitectuur naar de zorg. In 2015 startte De Ark in Bloemendaal met een tuinderij en dagbesteding, waarna in 2017 de eerste bewoners volgden. Nu wonen in het huis negen mensen, vijf met een zorgvraag en vier inwonend begeleiders, in leeftijd variërend van 21 tot 63 jaar. Daarnaast zijn er vier woonbegeleiders die hun eigen huis hebben. Dat dit alles, met dank aan de zusters, mogelijk werd, voelt voor hen nog steeds als een wonder

Groot gezin

Als ik een opmerking maak over de serene rust begint woonbegeleider Anouk Helmich, die er ook bij is komen zitten, hartelijk te lachen. “Dan zou je hier eens aan het eind van de middag moeten komen als iedereen binnenkomt en er gekookt wordt. De een zoekt d’r schoenen, er moet nog een was gedraaid, een derde moet eerder eten omdat hij gaat sporten, een ander belt dat ze gestrand is door een lekke band van d’r fiets. Net een groot gezin. En dan hebben we ook nog geregeld bezoek. Gisteravond bijvoorbeeld aten enkele vrienden die deel uitmaken van de Arkgemeenschap – een grote groep betrokkenen – bij ons. Na het eten haalde een van hen zijn gitaar tevoorschijn en zaten we hier met tien man luid te klappen en te zingen. Echt geweldig, daar word ik zo blij van!”

Schril contrast

Het staat in schril contrast met de reguliere gehandicaptenzorg waar Jan Rotger jarenlang werkzaam was. Waar het accent meer ligt op de professionele zorg en er minder aandacht is voor het kleine, het persoonlijke. Jan Rotger: “Terwijl juist bij mensen met een verstandelijke beperking de schoonheid zit in heel kleine dingen. Neem bijvoorbeeld Joey, een jonge man die hier om het weekend logeert. Hij is blind en heeft vrijwel doorlopend zorg nodig. Hij had heel snel door hoe onze rituelen rondom het eten zijn, zoals het openen met een spreuk, een liedje of een gebed, waarbij we elkaar een hand geven. Het moment dat hij zelf mijn hand greep, dat was zo ontroerend. Omdat hij het begreep, maar ook omdat hij zélf mijn hand greep, waardoor ik me door hem gezien voelde. Die kleine stapjes, die in de reguliere zorg zo vaak gemist worden, zijn zo ontroerend en mooi.”

“Doordat we op meer momenten in huis aanwezig zijn, omdat we hier ook wonen, zien we juist de kleine, onverwachte momenten in elkaars leven.

Hand-in-hand

Zo levendig als het gisteravond was, zo veel rust heerst er nu. De meeste huisgenoten met een zorgvraag zijn naar de dagbesteding. Jan Rotger: “Toen we begonnen met deze gemeenschap dacht ik: wat bijzonder dat ouders hun kind aan ons toevertrouwen, dit aan durven te gaan. Iets anders dat veel indruk op me maakte, waren de woorden van de moeder van Eva, haar dochter, die het syndroom van Down heeft. Eva’s moeder worstelde vroeger met de vraag:

“Wie gaat er straks professioneel voor mijn kind zorgen, maar ook van haar houden?”

Hoe fijn is het dan te zijn waar mensen hun leven delen met elkaar. Hand-in-hand met elkaar lopen, maar dat los ook goed is. Al zullen de mensen met wie we hier leven, altijd die stevige of juist lossere hand nodig hebben. En trouwens, er wordt hier uiteraard ook professioneel gewerkt, met zorgplannen, gedragsdeskundigen en rapportages.”

Teun Toebes

Het verhaal van De Ark is vergelijkbaar met dat van student Teun Toebes die introk op de gesloten afdeling van een verpleeghuis. Omdat hij zich zorgen maakt over de pijnlijke systemen in de zorg en samenleving. Zoals Toebes kozen ook Anouk, Merlijn, Zeger en Jan Rotger ervoor om te wonen op de plek waar zij werken. Merlijn gaat eind van dit jaar vertrekken. Bij De Ark zijn dus meer professionals welkom die hun leven willen doorbrengen in een gemeenschap van mensen met en zonder zorgvraag. Jan Rotger: “Het is niet doorsnee om samen te leven met negen volwassenen, onder wie vijf huisgenoten voor wie je de dagelijkse zorg hebt. Dat moet maar net passen in je levensloop. Het kan een twintigjarige zijn zoals Toebes, maar ook een 55-jarige die zegt: ik wil nog wel wat anders in mijn leven.

Zeggen dat het een missie is om hier te werken en leven is een groot woord, maar bevlogenheid is wel nodig.

Zeger en ik hebben overigens ook voldoende tijd voor ons samen, in ons eigen appartement hier in huis.” Zoals gezegd: er is veel mogelijk. Anouk bijvoorbeeld is maar een beperkt aantal uren verantwoordelijk voor de zorg. Ze heeft daarbuiten nog een baan en doet ook nog een studie.

Vanzelfsprekend

De deur naar de woonkamer gaat open en inwonend woonbegeleider Merlijn Peereboom komt binnen met huisgenote Eva met wie ze aan tafel gaat zitten om te werken aan Eva’s taal. Als Eva goed op weg is, loopt Merlijn naar de keuken waar ze Ezra ondersteunt bij het bereiden van het avondeten terwijl Paulien aan de keukentafel zit met een kleurboek voor haar neus. Paul zit lekker te lezen in zijn eigen hoekje. Het voelt alsof ik in huis ben bij een groot gezin waar ieder vanzelfsprekend zijn plek heeft. En waar het overigens, net als bij ‘echte’ gezinnen, niet alleen maar rozengeur en maneschijn is. Zoals Anouk het verwoordt:

“We kunnen bij elkaar zijn, ons ergeren aan elkaar, elkaar vasthouden en weer loslaten. Maar we zijn er voor elkaar.”

Wat een prachtig, waardevol initiatief. Waarbij wordt geleefd vanuit het idee van wederkerigheid, dat iedereen ertoe doet en betekenis heeft voor het samenleven en waar kwetsbaarheid getoond kan worden door alle bewoners.

Toen en nu

Zeger vertelt dat onlangs de laatste vier zusters van De Goede Herder op bezoek waren. “Hun begeleider appte ons later over het gesprekje van de zusters in de auto, op de terugweg naar hun verzorgingshuis: ‘Wij hebben in onze tijd gedaan wat moest gedaan. En nu doet de Ark dat weer verder op hedendaagse wijze. Wat is het een wonder dat we elkaar gevonden hebben.’ Precies hoe wij het ook voelen.”